70 Doofheid en slecht horen
- Inleiding
- Leerdoelen
- Gehoor en taal
- Indeling
- Onderzoek
- Oorzaken van gehoorverlies
- Meting van het gehoor
- Cochleair implantaat
- Kennistoets
70 Doofheid en slecht horen
70 Doofheid en slecht horen
- Inleiding
- Leerdoelen
- Gehoor en taal
- Indeling
- Onderzoek
- Oorzaken van gehoorverlies
- Meting van het gehoor
- Cochleair implantaat
- Kennistoets
Inleiding
Doofheid betekent het geheel of gedeeltelijk, congenitaal of verworven ontbreken van het vermogen om geluidsprikkels te ontvangen. Men spreekt tegenwoordig liever van auditieve beperking dan van doofheid of gehoorgestoordheid. Audiologisch wordt doofheid ook wel aangegeven als een gehoorverlies van meer dan 90 dB.
Leerdoelen
• Ongeveer 1 op 1000 levendgeborenen heeft een congenitaal gehoorverlies van > 40 dB in het beste oor.
• Alle kinderen worden 5-7 dagen na de geboorte op het gehoor getest met een objectieve methode (OAE); dit maakt het mogelijk het kind zo nodig voor de leeftijd van 6 maanden te verwijzen naar een kinderaudiologisch centrum voor interventie en ouderbegeleiding.
• De oorzaak van gehoorverlies is in 40% van de gevallen genetisch, in 30% verworven en in 30% ‘idiopathisch’.
• Bij de implantatie van een cochleair implantaat zijn betere resultaten te verwachten naarmate het kind jonger is.