Inleiding

Gezonde en zieke kinderen, hun ouders en (kinder)artsen staan in de maatschappij en maken er deel van uit. De maatschappij bemoeit zich met kinderen door hen te beschermen met wetten (bijvoorbeeld de Wet op Kinderarbeid) en door hen te beschermen tegen ziekten door het bevorderen van gezonde groei en ontwikkeling: de preventieve jeugdgezondheidszorg (JGZ). Ook voorbeeldgedrag past daarbij: als (kinder)arts hoor je in het openbaar niet te roken of dronken te zijn. In de spreekkamer kijkt de maatschappij ook mee: er zijn wetten over wie mag bepalen wat er met het kind gebeuren moet. Daarnaast zie je als kinderarts zaken die zich rond kinderen afspelen en geef je daarover signalen af (bijvoorbeeld bij infectieziekten).
Er zijn vele onderwerpen die binnen het competentiegebied ‘maatschappelijk handelen’ vallen; in dit hoofdstuk bespreken we er slechts enkele.